Orgelconcert
Lisse, Sint Agathakerk
Adema-orgel (1914)
Dit concert is niet te bezoeken, maar online te beleven via
het YouTube-kanaal van Minne Veldman
Deze week komt mijn 71e online-orgelconcert uit "De kathedraal van de Bollenstreek": op vrijdagavond 4 februari 2022 kunt u vanaf 20.00 uur kijken en luisteren naar het Adema-orgel (1914) in de Sint Agathakerk te Lisse. Dit volbloed romantische orgel is gebouwd door Joseph Adema. En hoewel zeker geen Frans, maar een echt Nederlands orgel, is dit instrument toch bijzonder geschikt voor orgelmuziek uit de Franse romantiek. 6 van de 8 titels op het programma komen dan ook uit Frankrijk, uit de 19e en 20e eeuw. Vervolgens sluiten we af met 2 werken uit de 20e eeuwse Nederlandse romantiek.
Als opening voor dit concert heb ik gekozen voor het prachtige Deuxième Choral van César Franck. Het is dit jaar 200 jaar geleden dat hij geboren werd, dus het is een officieel Franckjaar. Zijn muziek zal dan ook veelvuldig voorkomen op de programma's van talloze orgelconcerten in binnen- en buitenland. Ik doe daar graag aan mee. César Franck is zonder twijfel een van mijn lievelingscomponisten. En vooral zijn Trois Chorals (drie koralen) behoren voor mij tot de hoogtepunten van de orgelliteratuur. Als een hommage aan Johann Sebastian Bach schreef Franck zijn tweede koraal, waarin de passacaglia en de fugavorm prevaleren. De koraalmelodie klinkt direct 'Maestoso' in het pedaal en wordt bevestigd door de sopraan. Een motief van acht maten stuwt de muziek voor een kort moment naar een crescendo, waarna tweemaal een andere koraalachtige melodie verschijnt, telkens onderbroken door divertimenti van snelle zestienden. Het eerste gedeelte vindt een afsluiting in een meditatieve frase van twaalf maten in B-majeur, in de kleur van het door Franck zo geliefde Voix Humaine-register. Een fortissimo gespeeld 'Largamente con fantasia' vormt de overgang naar het uitgebreide fugato in g-mineur. Modulaties naar es- en fis-mineur volgen op een logische manier, waarin beide thema's tegelijkertijd klinken. Het klankbeeld groeit door rapsodische passages en wisselende registraties steeds verder naar het hoogtepunt, waarin de koraalmelodie triomfaal in octaven klinkt, gevolgd door het tweede beginmotief. Uiteindelijk komt de muziek langzaam tot rust en sluit zij in B-majeur af met het eerder gehoorde moment van totale berusting.
Louis James Alfred Lefébure-Wély volgde op 13-jarige leeftijd zijn vader Antoine Lefébure-Wély op als organist-titulaire van l'Église Saint-Roch in Parijs, op een orgel van Cliquot (1770), dat later verbouwd zou worden door Cavaillé-Coll, met wie Louis goed bevriend raakte sinds 1836. Cavaillé-Coll bouwde in 1846 het orgel van La Madeleine, het hoogtepunt van de Franse orgelbouw tot dan toe. Op dit instrument werd Lefébure-Wély in 1847 organist. In de ruim 10 jaar dat hij hier organist was, steeg zijn roem tot ongekende hoogte. Vele toeristen, orgelliefhebbers en vooraanstaande vreemdelingen verlieten Parijs niet voordat ze Lefébure-Wély hadden horen spelen in La Madeleine. In 1857 vertrok hij hier om zich volledig op het componeren toe te leggen. Hij werd opgevolgd door Camille Saint-Saëns. In de periode die volgde was hij als organist bijna uitsluitend nog actief om de nieuwe orgels van Cavaillé-Coll in te spelen. In 1863 kreeg hij, mede op voorspraak van Cavaillé-Coll, weer een nieuwe betrekking als organist-titulair. Hij volgde Georges Schmitt op in de Saint-Sulpice. In de zeven volgende jaren groeide hij naar een meer symfonische stijl. Hij overleed in de nieuwjaarsnacht van 31 december 1869. Ik speel in Lisse een uitgebreide en feestelijke Offertoire en ut majeur (in C-grote terts), uit het 5e deel van de serie L'Organiste moderne.
20 jaar jonger was Alexandre Guilmant. Na het overlijden van Lefébure-Wély werd hij (samen met Widor) een van de 'huisorganisten' van Cavaillé-Coll. Tussen 1871 en 1901 was Guilmant een leidende figuur in de Parijse orgelwereld. Zo stichtte hij de Schola Cantorum de Paris (een grondige theoretische opleiding, speciaal op het gebied van oude muziek), waarvan hij tot 1900 directeur was. Ook gaf hij les aan het Conservatoire National Supérieur de Musique in Parijs. Hij leidde vele organisten op, waaronder Joseph Bonnet, Marcel Dupré, Henri Mulet en René Vierne. Louis Vierne was jarenlang zijn assistent. Deze keer speel ik een deel uit Guilmants opus 20. Vaak horen we hieruit zijn prachtige Deuxième Méditation (tweede meditatie), maar nu speel ik de Première Méditation (eerste meditatie). Guilmant neemt hierin uitgebreid de tijd om een aantal prachtige grondstemmen en de Voix Humaine te laten excelleren. Ook is er een glansrol voor de Flûte Harmonique. Omdat ik de Voix Humaine bij Franck al gebruik en de strijkers in Lisse ook erg mooi zijn, kies ik op dit orgel in dit werk voor de Aeoline en Vox Celeste in plaats van de Vox Humana.
Het volgende stuk komt van de hand van Louis Vierne. Het gaat om het virtuoze openingsdeel (Allegro) van zijn tweede symfonie: Deuxième Symphonie en mi mineur, opus 20. Op 2 juni 1937 overleed Louis Vierne op de orgelbank van de Notre-Dame te Parijs na het spelen van zijn Triptyque. Hij zou hierna nog een improvisatie spelen, waarna zijn leerling Maurice Duruflé zes werken van Vierne zou spelen.
Jéhan Alain kwam uit een familie van musici uit Saint-Germain-en-Laye, nabij Parijs. In de periode van ongeveer 10 jaar dat hij als componist werkzaam was, studeerde hij tevens aan het Parijse conservatorium, waarvan het strenge regime botste met zijn avontuurlijke geest. Hij behaalde diverse prijzen. Hij hield zich niet alleen bezig met muziek, maar ook met tekenen en poëzie. In zijn muziek vinden we invloeden van de poëzie en literatuur, maar ook van het gregoriaans, de oude muziek, het impressionisme, de Jazz en buiten-Europese ritmiek en toonsystemen. Alain was geen fan van het romantisch-orkestrale orgeltype (Cavaillé-Coll), maar had een voorkeur voor een klankideaal waarin elementen van het Franse classicisme en de romantiek op een nieuwe manier werden gecombineerd. Jéhan Alain sneuvelde op 20 juni 1940 - enkele uren voor de wapenstilstand - bij de verdediging van de stad Saumur. Zes composities werden tijdens zijn leven gepubliceerd, alle andere werden vanaf 1943 postuum uitgegeven. Voornaamste pleitbezorger van zijn werk was zijn zus, de beroemde organiste Marie-Claire Alain (1926-2013). In Lisse klinkt deze week een werk van Alain uit 1932: Variations sur Lucis Creator. Het was een werkstuk voor zijn examen Contrapunt bij Georges Caussade aan het Parijse Conservatorium. Het gregoriaanse thema (gespeeld met de Klaroen 4' in het pedaal) wordt begeleid door 5-stemmige polyfonie. De eerste variatie laat het thema in de sopraan horen met een Salicionaal, begeleid door achtste noten in de linkerhand met de fluiten 8' en 4', later in canon met het pedaal. De tweede variatie is een compact fugato. Lucis Creator (Schepper van het licht) is een gregoriaanse hymne die traditioneel gezongen wordt na Epifanie (Driekoningen) en na Pinksteren. Ik voor dit werk voor de tweede keer uit. De eerste keer was op een orgelconcours voor jongeren in Emmeloord, in 1997. Behalve dit werk van Alain speelde ik toen ook een Praeludium van Nicolaus Bruhns. Ik kreeg daarvoor toen de eerste prijs van de juryleden Willem Vogel en Nico Verrips. Vogel, destijds organist van de Oude Kerk te Amsterdam, schreef op zijn juryrapport: "Dat kan wat worden." Een leuke herinnering!
Sinds 1985 is Daniel Roth organist-titulaire aan het grote Cavaillé-Coll-orgel in de Parijse Église Saint-Sulpice. Hij werd op 31 oktober 1942 geboren in Mulhouse, in de Elzas, een Frans- én Duitstalig gebied in het oosten van Frankrijk. Roth begon zijn opleiding aan het conservatorium in Mulhouse en vervolgde die in 1960 in Parijs, waar hij vijf eerste prijzen ontving. Hij kreeg les van onder meer Maurice Duruflé. Ook studeerde hij oude muziek bij Marie-Claire Alain. In 1963 werd hij plaatsvervangend organist naast zijn voormalige docente Rolande Falcinelli in de Sacré-Choeur te Parijs. In 1973 volgde hij haar op als organist-titulair, welke functie hij in 1985 verruilde voor die in de Saint-Sulpice. In de jaren 1970 was hij 'artist in residence' in Washington DC. Hij doceerde aan de conservatoria van Marseille en Strasbourg. Van 1995 tot 2007 doceerde hij orgel en improvisatie in Frankfurt am Main. Daarnaast was hij vele jaren actief als jurylid en docent van het Internationaal Orgelfestival Haarlem. Zijn Récit de Cornet is een reconstructie van een improvisatie.
Aan het einde van het concert klinken nog twee composities van Nederlandse bodem. Allereerst het Deuxième Choral van Hendrik Andriessen. In tegenstelling tot zijn andere drie koralen is dit tweede koraal (uit 1916) heel lang op de plank blijven liggen. Blijkbaar was Andriessen er zelf niet heel tevreden over. Zoon Nico Andriessen vertelde dat Feike Asma zijn vader onder druk had gezet om dit werk alsnog te publiceren. Asma had dit Deuxième Choral namelijk in 1924 beluisterd, toen George Robert het uitvoerde in de Haarlemse Oude Bavo. Asma had veel composities van Andriessen op zijn repertoire en was ook van dit werk onder de indruk. In 1965 heeft de componist aan Asma's druk toegegeven en het werk herzien. Enkele dagen later speelde Asma het al tijdens een concert in de Grote Kerk te Dordrecht. Het is heel goed mogelijk dat Asma - om de druk flink op de ketel te zetten - het werk alvast op de bewuste concertdatum had geprogrammeerd. Iets dergelijks was namelijk de componist Paul Christiaan van Westering overkomen bij de voltooiing van zijn Suite de Concert. Asma had hem aanhoudend om de partituur gevraagd en toen hij niet hard genoeg opschoot naar Asma's zin, plaatste deze het werk op enige programma's voor het nieuwe seizoen. Toen moest hij wel...
Nu zijn naam al is gevallen kunnen we net zo goed met zijn werk besluiten: de prachtige Fantasie over Psalm 77 van Feike Asma. De Fantasie is vooral bekend van de nostalgische opnamen uit de Oude Kerk aan het einde van Asma's leven. Veel minder bekend is de ingetogen inleiding die Asma er soms aan vooraf liet gaan. Juist deze inleiding komt bijzonder goed tot zijn recht op het Adema-orgel met zijn fraaie strijkers en diepe grondstemmen.