Bolsward01.jpg

Aanmelden nieuwsbrief

Blijf op de hoogte met de maandelijkse nieuwsbrief
Gebruiksvoorwaarden

Inhoud winkelwagen

Winkelwagen is leeg.

Recensie orgelconcert Buurkerk Utrecht

Evert van Dijkhuizen schreef in het Reformatorisch Dagblad een recensie van het orgelconcert door Minne Veldman en Gerwin van der Plaats in de Buurkerk te Utrecht op zaterdag 30 augustus 2014.

Tijdens de zomer doet de RD-muziekredactie wekelijks verslag van een orgelconcert ergens in Nederland. Vandaag het zevende en laatste deel: Gerwin van der Plaats en Minne Veldman in de Buurkerk in Utrecht.

„Het kan financieel niet uit”, bekent Minne Veldman, terwijl de klok deze zaterdagavond naar acht uur kruipt. De Urker musicus en organisator van het Buurkerkconcert zit op een strategische plek: in de koffiecorner naast de ingang.

Hij ziet de bezoekers één voor één binnendruppelen. Velen kent hij persoonlijk. „Het worden er geen honderd vanavond.” Veldman zegt het zonder hoorbare teleurstelling. Daar is hij te veel muzikant én idealist voor. Het Buurkerkorgel móét klinken, is zijn overtuiging, ongeacht het bezoekersaantal. „Er zijn te veel van dit soort orgels die weinig of niet meer in het openbaar te horen zijn. Dat gaat mij aan het hart.”

Om vanavond een concert te geven in de Buurkerk, al jaren onderdeel van het Museum Speelklok, moet Veldman diep in de buidel tasten. „Vier cijfers voor de komma”, onthult hij. „En het eerste cijfer is geen 1. Gelukkig gaat het niet elk concert zo.”

De organisatie heeft honderd stoelen klaargezet. Om acht uur zijn er zo’n tachtig bezet. Het oogt gezellig druk. Veldman en zijn Kamper collega Gerwin van der Plaats starten met een enthousiaste toelichting op het programma. De mannen hebben er zin in, dat stralen ze aan alle kanten uit.

Echo’s

Van der Plaats bestijgt als eerste de orgelbank in de krappe speelcabine aan de zijkant van het instrument. Hij opent met drie koraalbewerkingen van Cor Kee: Psalm 47, de Lofzang van Maria en Psalm 146. Ze symboliseren diens muzikale ontwikkeling. Kee leunde aanvankelijk sterk op Jan Zwart, later componeerde hij in een modernere stijl. Psalm 47 komt een beetje braaf uit de verf. De echo’s in deze feestelijke bewerking kunnen wat meer zwier best gebruiken. In de Lofzang van Maria roept Van der Plaats een prachtig verstilde sfeer op met een zacht achtvoets tongwerk, inclusief tremulant.

De fugato over Psalm 146 krijgt het volle pond en danst de ruimte in. Jammer dat het fortissimo slotakkoord wordt ontsierd. Niet door valse tongwerken –het orgel is vlak voor het concert nog gestemd– maar door koppels die niet goed doortrekken. „Best wel vreemd”, zegt de organist later op de avond. „Het orgel is net gerestaureerd en afgeregeld.”

In Bachs feestelijke Sinfonia uit de ”Ratswahlcantate” laat Van der Plaats een fraai staaltje registratiekunst horen, met crescendo’s, decrescendo’s en ineens de Cornet als solostem. Hulde aan de registranten die buitengewoon alert hun werk doen. Het slot van het misschien iets te staccato gespeelde stuk staat als een huis. Wat een stoer orgel is dit, met z’n drie klavieren, pedaal en veertig stemmen. Misschien wel het mooiste pierement van het hele museum.

”Elevazione” van Padre Davide Da Bergamo blijkt een bevallig stuk. De muziek glijdt als een Venetiaanse gondel door de kerk. De begeleiding in de linkerhand met achtvoeten is oorstrelend. Maar waarom moet iemand precies in het fluweelzachte slotakkoord hoesten? Concertbezoekers zijn ook net mensen. De ”Marche for a Church Festival” van William Thomas Best, muzikaal niet al te diepgravend, weet te overtuigen door de gedreven aanpak van Van der Plaats.

Versmeltend

Minne Veldman neemt het roer over en opent met het ”Concerto Decimo” van Pietro Morandi, oorspronkelijk geschreven voor orkest. Leuk om een keer te horen, maar niet alle muziek wordt er in een transcriptie beter van. Opvallend dat Bachs orgelkoraal ”Erbarm’ dich mein, o Herre Gott” in al z’n eenvoud meer indruk maakt. Veldman speelt het versmeltend mooi, met natuurlijke rubati. De manier waarop hij het slotakkoord laat oplossen in de kerkruimte verraadt dat deze muziek hem te pakken heeft. Het kan allemaal niet verhinderen dat een vierjarig knaapje bij zijn vader op schoot in slaap valt.

De ”Fantasie over Psalm 24” van de tien jaar geleden overleden Jan Bonefaas is een spannend werk. De twee pedaaltonen aan het begin –in de voor deze psalm kenmerkende kwintsprong– trekken direct de aandacht. Het is een echte Bonefaasfantasie met prettige dissonanten, chromatiek in dalende beweging, gekruide harmonieën, een niet voorspelbare toccata en een groots slot. In gedachten zie en hoor je het Bonefaas, mét vlinderstrik, zelf spelen op zijn Bätz/Witteorgel in Gorinchem. Het verdient respect dat Veldman deze karakteristieke musicus postuum eert door diens compositie met veel overtuiging te presenteren.

Op adem

In de pauze vertelt Van der Plaats dat hij als geboren Utrechtenaar kind aan huis was in de Buurkerk. „Ik speelde er altijd op maandag; dan was het museum dicht.” Over het orgel is hij enthousiast, maar hij maakt er wel een kritische kanttekening bij. „In 1984 heeft Van Vulpen het uitgebreid met een derde klavier. Sinds die tijd zijn er technische problemen en komt het instrument wind tekort. Klaas Jan Mulder begeleidde hier ooit de samenzang en stopte tussen elke regel. Dat was niks voor hem, maar hij deed het om het orgel op adem te laten komen.”

De Kamper musicus weet nog twee saillante details op te dissen over de Buurkerk. „In de oorlogsjaren heeft het Königorgel van de Stevenskerk in Nijmegen hier opgeslagen gelegen. En na de treinramp in Harmelen, in 1962, stonden de kisten van de vele slachtoffers hier opgesteld.”

Na de pauze is het weer de beurt aan Van der Plaats. Hij vervolgt met een ”Serenade” van Derek Bourgeois. Het is een stuk in 11/8-maatsoort. „Geen pretje om op te lopen”, heeft de organist aan het begin van de avond al gezegd. „Na de elfde tel wilt u de twaalfde horen, maar die krijgt u niet, want dat is alweer de eerste.” Lastig lopen of niet, het stuk past qua karakter wonderlijk goed in een draaiorgelmuseum.

Voor het volgende programmapunt, de ”Variationen über ein Thema von Händel” van Arno Landmann, moet Van der Plaats technisch alles uit de kast halen. Het virtuoze werk met een beweeglijke pedaalpartij stelt hoge eisen aan de speler. De Kamper organist geeft geen krimp. Met veel overtuiging speelt hij de ene na de andere variatie. Terecht beloont het publiek hem met een spontaan applaus.

Virtuositeit heeft Van der Plaats ook nodig in de Toccata van Aloys Clausmann. De noten buitelen over elkaar heen. Twee keer zoveel orgelgeweld na elkaar is programmatechnisch niet helemaal slim. Een rustig stuk had op dit moment een weldadige werking kunnen hebben. Mede als opmaat naar de wervelende koraalfinale over het lied ”De Heer’ is God en niemand meer” van de concertgever, waarin hij knipoogt naar de vijfde van Widor. De aansluitende samenzang klinkt verrassend massaal.

Vierstemmig pedaal

Veldman vervolgt zijn aandeel na de pauze met de ”Marche héroïque” van Camille Saint-Saëns, opnieuw een van oorsprong orkestwerk, dit keer in een transcriptie van Alexandre Guilmant. Virtuoze muziek, die wordt gevolg door een serene ”Cantilène” van Théodore Salomé, waarin een fraaie Quintadeen en een al evenschone drievoets uitkomende stem te horen zijn.

Technisch hoogtepunt deze avond voor Veldman zijn de ”Variations de Concert” van Joseph Bonnet. Zoiets spelen kost zweetdruppels. De organist veegt ze tijdens het spelen behendig van z’n voorhoofd. Net als Van der Plaats geeft ook hij geen krimp bij deze monsterlijk moeilijke muziek. En dan, Veldman zei het al in zijn toelichting, volgt er een cadens met vierstemmig pedaal. Hoe je zoiets speelt? „Ik heb slechts twee voeten, maar die zet ik overdwars neer, zodat ik met elke voet precies twee toetsen kan pakken.” Het lukt Veldman wonderlijk goed. Hij krijgt er een terecht verdiend applaus voor. Orgel spelen is topsport.

Ook Veldman eindigt met eigen werk: een koraalfinale over het lied ”Ere zij aan God de Vader”. Het stuk verloopt volgens vast populair-klassiek stramien: een toccata-achtig begin, een variatie met 8-4-3-tremulant in de begeleiding en de Cornet als uitkomende stem, gevolgd door een wervelend slot met samenzang. Als laatste daad zet Veldman een terts boven op het slotakkoord in Bes groot. De kroon op een avondvullend concert.

Tekst & foto: Evert van Dijkhuizen