Delft01.jpg

Aanmelden nieuwsbrief

Blijf op de hoogte met de maandelijkse nieuwsbrief
Gebruiksvoorwaarden

Inhoud winkelwagen

Winkelwagen is leeg.

Organist Minne Veldman: gedreven romanticus

Hij staat bij menigeen te boek als een populaire organist die gaat voor het snelle effect. Dat dit beeld niet klopt, liet Minne Veldman vorige maand maar weer eens horen. Met een uitverkocht Orgelfeest in de Amsterdamse Oude Kerk. En met een Bach-cd op het 17e-eeuwse orgel in de Nicolaaskerk van Vollen­hove.

Minne Veldman (34) timmert aan de weg. De Bachopname die vorige maand uitkwam, is de achtste cd van de Urker organist. Wie de programma’s bekijkt van de opnamen in Harlingen, Bolsward, Kampen, Hasselt en Den Haag, ziet dat hier iemand aan het werk is die het grote werk niet schuwt, maar tegelijk ook niet bang is voor spektakelstukken en eenvoudige romantische koraalbewerkingen. Böhm en Renaud, Bach en Driffill, Lübeck en Lefébure-Wély, Franck en Willem Hendrik Zwart, Bastiaans en Asma: het staat allemaal gebroederlijk naast elkaar.

Ook het Orgelfeest dat hij op 25 januari in de Amsterdamse Oude Kerk organiseerde, laat zien waar Veldman voor gaat. Samen met Marco den Toom speelde hij een avondvullend programma op het Vater/Müllerorgel, dat berucht is vanwege z’n lastige speelaard. Veldman verraste zijn publiek met onder andere een vrijwel vlekkeloze vertolking van de complete zesde Triosonate van Bach en het lastige, ”minimal”-achtige spektakelstuk ”Power of Life” van de Noorse componist Mons Leidvin Takle.

Blijkbaar wisten Veldman en Den Toom met hun Orgelfeest bij orgel­liefhebbers een snaar te raken, want zo’n 450 bezoekers vanuit het hele land vulden die avond de steenkoude kerk. Het enthousiasme was groot, zegt Veldman. „Toen de deuren om kwart voor zeven opengingen, steeg er vanuit de lange rij wachtenden een gejuich op. De mensen waren dolenthousiast.”

Een hoogtepunt?

„Inderdaad. Alles kwam bij elkaar: de plek, het orgel, het enthousiaste publiek. Voor mij kwam een jongensdroom uit. Ik ben groot geworden met de opnames van onder anderen Feike Asma, Willem Hendrik Zwart en Klaas Jan Mulder. Die heb ik ingezogen en eindeloos nagespeeld. Daarbij was het orgel van de Oude Kerk met z’n karakteristieke klank mijn grote liefde. Het was een droom om daar eens een concert te geven. Vorig jaar winter kreeg ik de gelegenheid het instrument te bespelen. Ondanks dat het dringend aan restauratie toe was, vond ik het nog steeds een machtig mooi orgel. Het plan groeide om te proberen nog één keer voor de restauratie een concert te geven. Maar ja, de kosten: de kerk af­huren voor zo’n avond kost alles bij elkaar zo’n 6000 euro... Toen ik op de Wegwijsbeurs de filmpjes die ik in de Oude Kerk had gemaakt liet zien, bleek de belangstelling voor een concert echter groot te zijn. „Al moet ik 50 euro entree betalen, ik kom”, zei iemand. Van het een kwam het ander. Ik vroeg Marco den Toom om mee te doen, en uiteindelijk zaten er 450 mensen in de kerk.”

U begon het concert met ”Komt als kind’ren van het Licht” van Asma. Was dat bewust nostalgie creëren?

„Natuurlijk komt er iets van nostalgie bij kijken. Voor mij stond vast: als ik een keer in de Oude Kerk een concert geef, dan speel ik ”Komt als kind’ren”. En inderdaad, dan zoek je qua begin­registratie het klankbeeld van Asma op. Dat Marco iets van Klaas Jan Mulder zou spelen, lag ook voor de hand. Een Orgelfeest waarbij Asma en Mulder zouden ontbreken, zou niet af zijn. Natuurlijk zoek je ook muziek waarmee je de schitterende Vox Humana van het bovenwerk nog een keer kunt laten horen. Vandaar de ”Mélodie” van Guilmant. Maar je moet niet blijven steken in het nadoen van Asma. Zelfs ”Komt als kind’ren” speelde ik als Veldman, niet als Asma. Een triosonate heb ik Asma nog nooit in de Oude Kerk horen spelen. Ik vind het juist heerlijk, zo’n stuk. Ook de eerste sonate van Mendels­sohn speelde ik niet vanwege Asma. Je moet zo’n organist niet willen imiteren. Ik lijk tóch niet op hem, zeker niet in het literatuurspel. Ik doe het heel anders, bijvoorbeeld als het gaat om de interpretatie van Bachs muziek. Zoals Asma Sweelinck en Bach speelde, daar vind ik vaak geen klap aan. Het gaat me dan ook te ver om Asma mijn voorbeeld te noemen. Wél een stimulator.”

Wat was voor u het hoogtepunt van het Orgelfeest?

„De samenzang van Psalm 56:6 in aansluiting op mijn fantasie over die psalm. De opname ervan heb ik een week lang keer op keer gedraaid. Steeds weer kreeg ik kippenvel. De intensiteit waarmee het publiek dat vers zong: indrukwekkend!”

Gaat er een jaarlijks Orgelfeest komen?

„Ja, dat is inderdaad de bedoeling. Omdat de Oude Kerk de komende jaren niet beschikbaar is, hebben we een enquête uitgezet om te peilen welke locatie bij de bezoekers de voorkeur heeft, bijvoorbeeld de dom in Utrecht, de Bavo in Haarlem, de Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch, de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam of de Der Aa-kerk in Groningen. Waarschijnlijk wordt het weer in januari georganiseerd.”

En dan gaan jullie een romantisch programma spelen op het Schnitger­orgel in de Der Aa-kerk?

„Op geen enkel orgel kun je alleen romantisch of alleen barok­repertoire spelen. Ook op het orgel in de Der Aa-kerk kun je bepaalde romantiek vertolken. Wat ik het liefst doe, is romantiek spelen op een barokorgel, een Hollands klassiek orgel zoals in Zwolle, Kampen of de Martinikerk in Groningen. Waarom? Omdat ik van dat orgeltype met die heldere klank houd. In Kampen had ik in oktober het tweede Choral van Franck op het programma staan. Dat kost veel tijd om uit te registreren. Maar je kunt met de vele grondstemmen een zwelkast imiteren en met bijvoorbeeld de Dulciaan van het borstwerk dicht bij de Franse klank komen. Ik heb vorig jaar voor het eerst in de serie van de Nieuwe Kerk in Katwijk aan Zee gespeeld. Dat Van den Heuvelorgel is natuurlijk helemaal in Frans-romantische stijl gebouwd. Fantastisch! Maar als ik mag kiezen of ik Franck in Katwijk of Kampen uitvoer, dan kies ik voor Kampen. Dat orgeltype heeft bij mij toch een streepje voor.”

En toen kwam er een Bach-cd uit Vollenhove. Kunt u daarmee aankomen bij uw fans?

„Ik denk het wel. Ik speel op bijna al mijn concerten stukken van Bach. Eigenlijk gaat er niets boven die muziek. In juni gaf ik een Bachconcert in Vollenhove, waar zo’n vijftig à zestig mensen zaten. Op het Boschorgel uit 1686 klinkt deze muziek zo fantastisch. Het is een fenomenaal en karakteristiek orgel, dat voor mij tot de top van ons land behoort. Ik speel er al jaren, met veel plezier. Het mag wel wat meer in de belangstelling komen. Hoe ik Bach speel? Niet op basis van wetenschappelijke studie, maar ook niet op een romantische manier. Ik zit er een beetje tussenin. Ik speel zoals ik het mooi vind en zoals het op dit orgel het best tot z’n recht komt. Zo’n Toccata in F bijvoorbeeld: die moet wervelen. Dus je neemt een tempo waardoor dat stuk een feest wordt. Waarbij ik het overigens in Hasselt of Kampen weer heel anders zou aanpakken.”

U wordt nogal eens geassocieerd met populaire organisten in de romantische hoek. Hebt u last van een imagoprobleem?

„Daar ben ik helemaal niet mee bezig. Iedereen die mij kent van mijn concerten en cd’s weet dat ik me serieus met muziek bezighoud. Op m’n eerste cd, die ik twaalf jaar geleden in Har­lingen maakte, staan al muziek van Böhm en een triosonate van Bach. En dat is ook wat ik al jaren op concerten doe: een zo breed mogelijk programma. Misschien komt dat populaire imago doordat er op YouTube nogal wat filmpjes staan waarop ik koraalbewerkingen van Asma en Zwart speel. Die worden inderdaad het vaakst bekeken. Maar er staan meer dan 250 filmpjes van mij op YouTube. Op de helft daarvan speel ik literatuur.”

Is YouTube een belangrijk medium voor de hedendaagse organist?

„Als ik een concert geef, neem ik dat altijd op. Na afloop ga ik kijken wat ik op YouTube zet. Daarnaast heb ik nu al drie keer vooraf een filmpje gemaakt, als probeersel. Dan ga ik een paar weken van tevoren naar bijvoorbeeld de Bovenkerk in Kampen en vertel ik voor de camera wat ik ga doen: op het Hinszorgel en op het Reilorgel. Ik laat vast wat fragmenten van de werken horen. Het werkt: mensen zien op m’n site het filmpje en worden nieuwsgierig gemaakt. Ik heb nu ook al een paar keer hier in Urk een YouTube-orgeldag georganiseerd, waar organisten die actief zijn op dat kanaal en op elkaar reageren, elkaar in het echt kunnen ontmoeten. Dat is een succes. Het leuke is: het zijn vaak jonge mensen, die ik vervolgens ook weer op mijn concerten tegenkom. Als organist moet je van deze middelen gebruikmaken. Toen ik nog studeerde, vroeg ik mezelf al af hoe ik m’n brood wilde gaan verdienen met de studie orgel. Inmiddels heb ik een gezin met vijf kinderen te onderhouden, dan moet er wel brood op de plank komen. Een van de dingen is, heel eenvoudig, dat je naamsbekendheid moet krijgen. Vandaar dat ik zo actief ben op internet. Dat is ook de reden dat ik vanaf 1998 zelf concerten organiseer. Je kunt wel afwachten tot je in een serie wordt uitgenodigd, maar als men je niet kent, gaat dat niet snel. Daarbij: ik vind dat organiseren ook hartstikke leuk.”

Hoe groot is het gevaar dat het muziekbedrijf om het geld gaat draaien?

„Geld is voor mij geen doel. Wel een middel: ik mag er ons gezin mee onderhouden. Maar het doel is de muziek. Ik houd van muziek. Ik weet ook dat het makkelijker zou kunnen. Soms krijg ik het advies om bijvoorbeeld meer koraalbewerkingen te spelen of meer te improviseren. Maar dat wil ik niet. Het zou me te weinig inspireren en motiveren. Als ik in Kampen een concert geef, hóéf ik geen tweede Choral van Franck te spelen. Maar ik wíl het gewoon. Het is ontzéttend hard werken. Maar het geeft ook ontzéttend veel voldoening en energie.”

 


 

Minne Veldman

Minne Veldman wordt in 1980 als zoon van de vrijgemaakte predikant ds. H. Veldman in het Groningse Sauwerd geboren. Hij woont vervolgens in Winsum, Den Ham, Hasselt en Urk. In de tijd in Den Ham krijgt hij zijn eerste orgellessen van Roelof Elsinga in Ommen. Later volgt hij les bij Sietze de Jong.

Als Minne 13 is, slaat tijdens een concert in Hasselt van Harry Hamer de vonk over. „Ik weet nog dat hij Widor speelde, en de Avondzang van Asma. Toen wist ik: dit wil ik ook.” Hoewel hij twijfelt of het muziekvak wel wat voor hem is, wil hij toch naar het conservatorium. Hij gaat op z’n 17e in Zwolle studeren, bij Harm Jansen. Veldman spreekt met waardering over die tijd. „Die tijd heeft me veel gebracht.” Er waren ook schaduw­zijden. „Ik moest ”Pneoo” van Daan Manneke doen. Verschrikkelijk. Het ligt daar nog, helemaal onder op de stapel. Ik heb het nooit meer gespeeld.” In 2001 studeert hij af met een programma met muziek van Böhm, Bach, Franck en Alain.

Om in zijn levensonderhoud te voorzien, werkt Veldman onder andere bij de post en Albert Heijn. Sinds twee jaar onderhoudt hij zijn gezin –vijf kinderen– van de muziek. Hij is dirigent van vijf koren in Urk, Ommen, Genemuiden en IJsselmuiden.

In eigen beheer geeft Veldman bundels koraalbewerkingen uit; deel 14 met een fantasie over Psalm 56 is net verschenen. „Met mijn koraalbewerkingen pretendeer ik niet veel. Meestal ontstaan ze met het oog op een concert. Ze zijn dus bedoeld om naar te luisteren. Later werk ik dat dan uit. De kritiek dat het misschien wat te veel in het geijkte spoor is, begrijp ik wel. Ik sta volledig achter wat ik schrijf, omdat ik het zo mooi vind. Maar wel denk ik dat het soms wat origineler zou mogen, met meer andere vormen. De stukken ontstaan echter vaak vlak voor een concert en dán ontbreekt het me soms aan tijd, zodat ik nog weleens teruggrijp op een beproefd concept.”

Vanaf 2002 maakt Veldman acht solo-cd’s. Hij speelt dit jaar meer dan dertig orgel­concerten, onder andere in Hasselt, Gorinchem, Vollenhove, Apeldoorn, Bolsward, Harderwijk, Kampen, Harlingen en Den Haag (lutherse kerk). Negen daarvan organiseert hij zelf.

Als kerkorganist is Veldman sinds 1998 verbonden aan de vrijgemaakte Rehobothkerk te Urk.

 

Tekst: Jaco van der Knijff
beeld: RD, Henk Visscher