Kijk en luister op vrijdagavond 26 maart 2021 vanaf 20.00 uur naar het online-orgelconcert van Minne Veldman op het Bätz/Witte-orgel (1857) in de Oude Kerk te Delft.
Klik hier voor het programma.
Klik hier voor de digitale collecte.
Click here to donate from other countries (PayPal).
Deze week wacht ons weer een echt top-instrument op een prachtige locatie: de Oude Kerk in Delft. In januari genoten we al van het Bätz-orgel in de Nieuwe Kerk te Delft. Het orgel in de Oude Kerk is slechts 17 jaar jonger, maar totaal anders. Het is van dezelfde firma Bätz/Witte, maar een generatie verder. In 1857 werd het voltooid door Christian Gottlieb Friedrich Witte (net als de Bätz/Witte-orgels in Gorinchem en Naarden). Waar het orgel in de Nieuwe Kerk nog heel klassiek is, hebben we in de Oude Kerk te maken met een volbloed romantisch orgel met een zwelkast en vele tongwerken en grondstemmen. Hierdoor is dit orgel bij uitstek geschikt voor Nederlandse, Duitse en Franse romantische orgelwerken. De prachtige akoestiek van de monumentale Oude Kerk brengt dit fraaie instrument optimaal tot klinken. We tellen 41 registers, verdeeld over hoofdwerk, rugwerk, bovenwerk (in zwelkast) en pedaal. En, last but not least, kerk en orgel zijn niet alleen een lust voor het oor, maar ook voor het oog!
We bevinden ons in de weken voor Pasen, de Lijdenstijd. Daar is in het programma van deze week veel aandacht voor. We trappen deze keer af met werk van Johann Sebastian Bach: zijn beroemde koraalbewerking over "O Mensch, bewein dein Sünde groß" uit het Orgelbüchlein (met de uitgebreid omspeelde melodie van Psalm 68) en het openingskoor uit de Matthäus-Passion ("Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen"). Het orkest met zijn ronkende, klagende bassen wordt nagebootst met een fraaie combinatie van allerlei registers van hoofd- en zwelwerk. Waar het koor erbij komt wordt de klank aangevuld met hoge fluitregisters, terwijl de melodie van het jongenskoor ("O Lamm Gottes unschuldig") wordt gespeeld met de Cornet van het rugwerk.
"Ick wil mi gaen vertroosten in Iesus liden groot" is de tekst van een indrukwekkend oud-Nederlands lied. Jacob Bijster componeerde in 1934 over dit lied zijn bekendste orgelwerk. Het bestaat uit enkele originele en karaktervolle variaties, gevolgd door een fuga en een groots slotkoraal vol dissonanten. Een hoogtepunt in de Nederlandse orgelromantiek, dat op het Delftse Witte-orgel onvoorstelbaar mooi tot klinken komt.
Léon Boëllmann kennen we vooral van zijn Suite Gothique. Maar hij schreef natuurlijk nog wel meer voor orgel, nog 21 andere werken om precies te zijn. Onder andere een Deuxième Suite en zijn Heures Mystiques. In Delft klinkt tijdens dit concert zijn veel minder bekende Fantaisie en la mineur. Niet zo bekend, maar ten onrechte, want het is een heel mooi en afwisselend werk met veel verschillende klankkleuren.
Dan het hoofdgerecht van de avond: de Grande Pièce Symphonique van César Franck, behorend tot de Six Pièces pour Grand Orgue die hij componeerde tussen 1859 en 1862. Met dit werk was hij de eerste componist die een grote orgelsymfonie schreef, waarvan de vorm werd ontleend aan de romantische orkestsymfonie. Deze compositievorm werd spoedig overgenomen door Widor en Guilmant en in volgende generaties door Vierne, Dupré en Fleury. 'Grande Pièce Symphonique' is geschreven als één geheel, maar onder te verdelen in meerdere delen, die zonder onderbreking in elkaar overgaan. We onderscheiden vijf delen. De eerste twee vormen duidelijk één geheel: de inleiding en de (klassieke) sonatevorm in de hoofdtoonsoort fis-mineur. Daarna volgt een drieluik: Andante - Allegro - Andante. Het Andante betreft een liedvorm, in het eerste deel gespeeld met een solo-tongwerk (in Delft de Dulciaan van het rugwerk) en in het laatste deel met de prachtige strijkers van het bovenwerk in de zwelkast. Daar tussenin klinkt een pianistisch scherzo, gespeeld met de fluiten van het hoofdwerk. Na dit fraaie drieluik maakt Franck de balans op met het vierde deel: Récapitulation des thèmes précédents, een samenvatting van het gebruikte thematisch materiaal, zoals bijvoorbeeld ook Beethoven dat deed in zijn 9e symfonie en Guilmant later zou doen in zijn 5e orgelsonate. Een indrukwekkend crescendo voert naar het slotdeel, de Final, waarin het hoofdthema nu klinkt in Fis-majeur: stralend majestueuze Grand-Choer-akkoorden, ondersteund door virtuoze pedaalfiguren. Een fugato op een feestelijk fanfare-thema mondt uit in een zinderende apotheose.
Als dit concert gegeven zou worden voor publiek in de kerk, dan zou bij het programma een uitgebreide toelichting op dit werk worden uitgedeeld, voorzien van notenvoorbeelden. Deze toelichting wordt u op aanvraag per email toegezonden. Het maakt deze grootse orgelsymfonie toch een stuk toegankelijker om te beluisteren.
Minne Veldman sluit af met een eigen Fantasie-Toccata over een prachtig lied van de Joodse dichter Isaac da Costa: "Halleluja, lof zij het Lam".